Verrassingen
Verrast (en vermaand) door Hellinga
Dit plaatje dankt de medioneerlandistiek aan Bart Besamusca. Het was zijn alertheid en diplomatie, naar ik begrijp, die hebben gezorgd dat de Leidse UB voor haar Bijzondere Collecties weer eens iets verrassends heeft verworven op ons vakgebied: het Reynaertarchief van W. Gs Hellinga (1908-1985). De signatuur is Leiden UB, Ltk. 2304; conservator André Bouwman heeft er in Tiecelijn voortreffelijk over geschreven. Maar het was pas na indringende autopsie op 4 augustus 2022 dat ik besefte wat een uniek object dit is. Voor reynaerdisten in de eerste plaats natuurlijk, maar ook als hogeschoolvoorbeeld van wetenschapsbeoefening in ons soort vakken. Er staat mij hier slechts een beperkte ruimte ter beschikking, dus ik benoem in kort bestek vier facetten van dit archief.
(1) De omvang. Een kaartenbak met zeker duizend handgeschreven fiches, plus ruim tweehonderd mappen met notities, typoscripten, collegeverslagen, correspondentie en reprodukties – allemaal over de Reynaert. Zie verder het hieronder genoemde stuk van André Bouwman, die het archief voorbeeldig heeft ontsloten.
(2) De wording. Het materiaal in het archief beloopt op zijn minst de periode 1950-1981. En er zitten zelfs verwijzingen in naar dagboeken uit de oorlog, toen Hellinga ook al bezig was met over Reynaert. Het archief documenteert een levenswerk. Dit impliceert ook dat Hellinga al zijn Reynaertmateriaal moet hebben meeverhuisd toen hij in de vroege jaren ’70 vertrok naar Londen. Hij was destijds beslist verbitterd over Nederland en de Universiteit van Amsterdam, en het was zeker 15 jaar geleden dat hij voor het laatst serieus over de Reynaert had gepubliceerd. In Londen ging hij samen met zijn echtgenote Lotte belangrijk werk doen aan de vroege boekdrukkunst, een ander terrein. Maar van Reynaert moest blijkbaar alles mee.
(3) De inhoud. Die is te verscheiden om hier recht te doen, maar één wezenlijke dimensie licht ik uit. Hellinga’s publikaties over de Reynaert zijn stuk voor stuk briljant, maar kenmerken zich door een gevoelig blufgehalte. Spectaculaire hypotheses worden als zekerheden gepresenteerd, feitelijk zonder bewijzen, laat staan staan deugdelijke. Kijken we nu naar het archief, dan zien we wel degelijk een man voor wie geen detail in de Reynaert te klein was, en die bereid was zelfs het kleinste steentje om te keren. Sommige notities dragen de sporen van jaren lang onvermoeibaar bezig zijn met en discussiëren over (met zichzelf en assistenten) tekstdetails. Filologie ten top, waarvan Hellinga zich altijd poortwachter verklaarde, zonder zelf veel basisfilologie in zijn artikelen te tonen. Maar het archief bevat duizenden voorbeelden van hoe toegewijd hij was aan elk woordje. Hellinga’s nalatenschap toont daarmee zeer veel meer dan zijn artikelen. (Eerlijkheidshalve zeg ik er wel bij dat ik nog geen bewijzen heb gevonden voor Hellinga’s meer dan stoutmoedige hypothesen…)
(4) Het einde. Tot het laatst is Hellinga in Londen blijven werken aan een groot stuk: “Afscheid van Reynaert”. Hij moet hebben gevoeld dat het zijn laatste werk zou zijn. Nog één keer heeft hij getracht zijn visie op de Reynaert tot een synthese te brengen. Hij is daarin al vroeg blijven steken; in het archief bevinden zich negentig handgeschreven bladzijden van Hellinga’s Onvoltooide. Evengoed stond hem al aan het begin het motto voor ogen waaronder deze werk ooit had moeten verschijnen. Het was een motto dat hij deftig op het eerste blad neerschreef, een citaat van Leopold:
Wij werden voor ons komen niet gemist,
Na ons vertrek zal het niet anders wezen.
Het is de wijze relativering van een bezeten levenswerk. Misschien niet het meest opgewekte geluid om ten toon te stellen rond een afscheid. Maar aangezien ik zelf later dit jaar in hetzelfde schuitje stap, leek het mij wel gepermitteerd.
Frits van Oostrom
Voor wie meer wil weten
Bouwman, André. ‘Reynaert in de bibliotheek van de Maatschappij der Nederlandse letterkunde’, Tiecelijn 29 (2016), 71-97, met name 82-90. Ook de afbeelding is aan dit artikel ontleend.
Afbeelding
Voorblad handgeschreven aantekeningen, het Reynaertarchief van W. Gs Hellinga (1908-1985). Signatuur Leiden UB, Ltk. 2304